Blog Archieven

Alice in Wonderland
Tussen de vele masten en touwen en de zee van mensen lijkt een persoon in het bijzonder op te vallen. Door zijn uiterlijk, ja, dat spreekt vanzelf. Maar toch voornamelijk om zijn gedrag. Het is tien uur in de ochtend, de zomerzon staat vrolijk aan de lucht en de schepen dobberen in het stille water. De slierten met vlaggetjes worden een voor een weer in de masten gehesen, matrozen van verschillende schepen uit verschillende landen maken zich klaar voor een nieuwe dag aan wal, de een gediciplineerd in de routine van de dag, de ander met kleine oogjes, doordat de warmverlichte gloed van het vaste land juist ook 's nachts zijn aantrekkingskracht blijkt te tonen. Een man lijkt de nacht nog lang niet te hebben afgesloten. Met een halve fles wodka in zijn hand staat hij aan het dek van zijn schip, zijn lange haren met de ingevlochten kralen wapperen in de wind. Diepdonkere ogen kijken bezoekers van het schip keurend aan en zwalkend begroet hij de een na de ander. Met dubbele tong blijft hij herhalen: this is my ship. Het is niet moeilijk hem in de menigte te vinden. Zodra men dichterbij komt, verstommen de stemmen van verwondering, en wie het lukt tegenover deze man te komen staan wordt meegezogen in een tijdsreis, ver in het verleden en in heldere donkere ogen waaruit blijkt dat deze man zich zeker niet heeft overgegeven aan de fles.
Ondanks de duizenden mensen om me heen is het stil in mijn oren. Al wat ik zie is door de lens van mijn camera maar wat ik beleef is de film die ik een aantal maanden geleden heb gezien. Verstijfd van angst blijf ik op de kade staan als hij recht in mijn lens kijkt. Angst voor hem niet, angst voor de werkelijkheid. Alice in Wonderland, het sprookje dat werkelijkheid werd. Een paar roepende kinderen naast me (Jack! Jack!) weten ten minste mijn vingers van mijn verlamming te ontdoen zodat de ontspanknop van de camera ingedrukt kan worden. Verbijsterd staar ik naar mijn camera en naar het tafereel voor mij.
Ik sta op de kade en voor mij ligt een oud houten zeilschip, een prachtige replica van de Bounty. De man die mij voor even verlamd heeft heet (weet ik nu) Don van Haren. Als Look-a-like van Captain Jack Sparrow is hij door Sail ingehuurd op dit schip (die ook daadwerkelijk is gebruikt voor de films van "The pirates of the Caribean). Maar deze man is geen look-a-like, deze man IS Jack Sparrow. Zoals hij vier dagen lang over dat schip gezwalkt heeft, is hij een voorbeeld voor iedereen die een poging doet om iemand anders na te doen. Ja, hij LIJKT op Jack Sparrow, maar wat nog veel belangrijker is: hij gedraagt zich als Jack Sparrow. Niet in een toneelstukje van een uurtje, maar vier dagen achter elkaar was deze man de beroemde kapitein uit de films. En niet met een vooraf ingestudeerde tekst, maar als persoon, communicerend met publiek, anticiperend op nieuwe situaties, maar in de personage die hem toegekend is. Ik heb grote bewondering voor iemand die zich dusdanig kan inleven dat hij zijn personage niet speelt, maar is.

Kijk voor foto's bij het kopje Miscellanious en People
Posted on 27 Aug 2009 by katja
De zeewereld
Op het spierwitte, tot in details schoongeveegde Noorse schip lopen een aantal mannen rond in, eveneens spierwitte, overhemden. Zorgvuldig word een extra stootkussen tussen het schip en de wal geduwd om beschadigingen aan het schip te voorkomen. Een oudere man vervangt de nog bijna lege vuilniszak door een nieuwe. Het geheel ziet eruit als een droom: met dit schip en deze mannen naar een onbewoond eiland varen, geen probleem! Achter dit schip ligt de CEAOB, Sedof in het Russisch. Een zwarte viermaster. Omdat dit schip wel open is voor bezoek besluiten we een kijkje te gaan nemen. Hoewel dit een zeilschip is, draaien de motoren zelfs nu het schip aan de kade ligt. Door de openstaande luiken in het schip komt een misselijkmakende diesellucht omhoog. Van een afstand ziet dit schip er net zo uit als het witte schip dat voor haar ligt. Maar aan dek zijn duidelijk de verschillen te zien. Het witte verf op de randen van de luiken bladdert af en de roest kleurt, door water uitgelopen, de rest van het luik oranje. Alles wat ooit kapot gegaan is, en niet van levensbelang is, is niet gerepareerd. Het glazen deurtje voor de stoppenkast bestaat uit alleen nog een metalen lijst. Op een metalen box staat een bankschroef gemonteerd. De pen waarmee de bankschroef aangedraaid moet worden is verbogen door te veel krachten die erop gezet zijn. Over het schip lopen overal jongens van zo'n 18 jaar. Allemaal gekleed in een vaalblauw katoenen hemd met een witgestreepte kraag. Twee van hun komen naar ons toe: of we een rondleiding willen. In gebrekkig Engels ratelen ze een standaard praatje af. Alles wat ze aanwijzen noemen ze "facility" en leggen vervolgens uit waar het voor dient. Het blijkt dat dit schip een museum heeft, diep in haar romp. Dus lopen we achter de jongens aan de steile trappetjes af. Drie verdiepingen lager bevind zich een bedompte ruimte met dikke, donkerbruine vloerbedekking op de vloer en het plafond. In schemerlicht zijn tekeningen, prijzen en foto's van het schip te zien. In het midden staat een vitrine met daarin een tamelijk gehavende modelboot. Hij lijkt niet op het schip waar we nu op staan. Het blijkt dat Sedof een expeditie vaarder is geweest en het model in de vitrine was het schip waarmee hij voer. Weer buiten op het dek voelt de klamme zomerlucht aan als een opluchting. De geur en bedomptheid van het museum en de gangen in het schip deden me denken aan de theaters in Rusland. Kan het dat een land zijn eigen geur heeft? Achter de bar op het dek staat een man die eruit ziet alsof hij jaren niet aan wal geweest is. (en dat is in dit geval toch echt slechts vijf stappen van hem vandaan). Ik ben er niet zeker van of de wodka geur die me tegemoet drijft uit de bar of uit hem komt.... Even verderop komt een groepje "kadetten" aangerend, niet van elkaar te onderscheiden door de blauwe hemden en de kaalgeschoren koppen. Een brede, kale man staat met een chagrijnig hoofd te kijken hoe de jongens zo snel mogelijk de trappen afrennen het schip in. Hij sluit de rij. Een koude rilling loopt over mijn rug. Het "gezag" die deze man uitstraalt en de onderdanigheid van de jongens geeft mij de kriebels. De twee jongens hebben ons zojuist verteld dat ze met 120 "kadetten" en 60 "crewmembers" op dit schip wonen, soms vier maanden achter elkaar. Nooit zou ik dat kunnen, in zo'n bedompt, muf complex.
Teruglopend langs de schepen lopen we ook weer langs het Noorse schip. De knappe mannen in hun witte overhemden hangen relaxt tegen de touwen. De een belt, terwijl de ander toevoegingen op het gesprek schreeuwt. En zo is de zeewereld een grote wereld, maar niet in ieder land gelijk.
Posted on 23 Aug 2009 by katja
David en Goliath
Een paar weken geleden heb ik een foto gemaakt van de molen Goliath tussen de vele "Davids", de vele moderne windmolens in de eemshaven. En wel vaker gebruik ik het verhaal van David en Goliath, de kleine die de grote trotseert. En dat ene zinnetje, "de kleine die de grote trotseert" is ook eigenlijk het enige wat ik van heel het verhaal weet. Zoals uit onderstaande post: ik ben niet Christelijk en wat betreft bijbelkennis kom ik dan ook niet veel verder dan het kerstverhaal. Voor mij zijn het woorden. David staat gelijk aan de slimme en kleine, Goliath is de logge, grote.
Zo ook vandaag. Aangezien de snelwegen van Oostenrijk voor de helft ondergronds dan wel tussen geluidswallen liggen, besloten we de op de kaart parallel gelegen kleinere wegen te nemen. Touristisch bergjes kijken en qua snelheid maakt het niet zo veel uit: die camper gaat sowieso niet harder dan 85 km/h. Dachten we. Wat er op een kaart uitziet als een parallel weg is dat in werkelijkheid ook. Maar dan wel alleen van boven. En van boven zie je niet hoe hoog een berg is. Van boven zie je niet hoe steil een weg is. Dus vol goede moed gingen wij vanochtend van start aan ons touristische bergkijk ritje. Dat het een beetje omhoog en naar beneden liep, hadden we verwacht. Maar toen een lange kronkelende weg zonder op en afritten langs een scherpe rots steeds steiler omhoog liep, maakte de motor steeds meer lawaai, zakte de snelheid steeds verder naar beneden, werd de versnelligspook steeds een tandje lager gezet, werd de wolken die de camper uithoestte steeds zwarter, stonk de lucht meer en meer naar verbrandde olie en werd er steeds minder gesproken. Met een krijsende motor in de eerste versnelling, met 35 km/h, met een lange sleep geirriteerde chauffeurs achter ons en met een vinger op de kaart die maar niet opschoof (haarspeldbochten worden niet in de kaart opgenomen en zo wordt 1 km op de kaart in werkelijkheid 4....) bereikten we de top van de berg. Het uitzicht was adembenemend....... de lucht in de camper op dat moment ook. We waren trots op ons campertje dat met zijn 75 pk ons vijven inclusief altijd veel te veel vakantie bagage ons tot een hoogte van 2400 meter had gesleept. Maar we beseften dat we in die tijd slechts een klein stukje op de kaart waren opgeschoven. De volgende etappe was makkelijk: bergafwaarts. Maar ook het stukje bergafwaarts zou maar een fractie op de kaart betekenen. En deze berg was niet de enige die overwonnen moest worden: er lagen nog vele kilometers en vele dalen en bergtoppen voor ons. We besloten dat onze David zijn Goliath overwonnen had. Na een paar trotse foto's op de top van de berg reden we het dal in, hetzelfde dal als waaruit we omhoog waren geklommen. Beneden aangekomen doken we de tunnel in. David had zich bewezen en meer konden we niet van hem verlangen.

(wegens gebrek aan internet is dit bericht een aantal dagen later geplaatst dan dat het geschreven is)
Posted on 15 Aug 2009 by katja
De bergbeklimmer
Dit is uw orgel heer,dit is uw kerk
Ik loop zo maar binnen heer net van mijn werk
Niet voor de priester heer of het antiek
Ik kom alleen maar hier voor de muziek
Is het bezwaarlijk heer dat ik hier zit
Maakt het wat uit oh heer dat ik niet bid
Ik ben niet hervormd of zo niet katholiek
Ik kom alleen maar hier voor de muziek

De schrijver van deze tekst is mij niet bekend, maar de inhoud ervan wel degelijk. Tijdens een kerkdienst voel ik mij vaak opgelaten en op z'n zachtst gezegd misplaatst. Ik ben niet Christelijk, geloof niet in God, maar als willekeurig welk kerkorgel tijdens een dienst zijn stem laat horen staat het kippevel op mijn armen en als ik mijn ogen sluit en enkel naar het orgel luister, de mensen en de ruimte om me heen vergeet, bekruipt me een gevoel van rust en warmte. Geen enkel geluid dan dat van een kerkorgel kan mij in positieve zin volledig verlammen. Maar als het orgel het zwijgen wordt opgelegd, is het vaak de priester of dominee die zijn stem overneemt. Zijn woorden brengen mij terug in de ruimte waarin ik mij bevind: het warme gevoel maakt plaats voor het kille, niet-bij-deze-mensen-horende gevoel. Met een beschaamd gevoel loop ik ieder jaar na de kerstnacht dienst de kerk uit. Ik geloof niet in God, ik geloof niet in wat de dominee over het geloof te zeggen heeft, maar toch ga ik ieder jaar naar de kerstnacht dienst. Ik weet dat er ook orgels in concertzalen staan, dat ik naar orgelconcerten kan gaan, in een kerk of concertzaal. Het maakt ook eigenlijk niet uit welk orgel ik hoor, als het maar pijpen heeft. Tot vandaag. In het noordwesten van Oostenrijk ligt bij het stadje Kufstein een slot. In een van de lage, brede torens van het slot zijn bijna 5000 orgelpijpen geplaatst. Honderd meter onder die toren staat een klein huisje met glazen wanden. In dat huisje staat een orgel bestaande uit 3 klavieren en 65 registers. Dit orgel is niet gebouwd ter ondersteuning van de liederen van een Christelijke gemeente, dit orgel is gebouwd ter nagedachtenis aan in eerste instantie de oorlogsslachtoffers van de eerste wereldoorlog maar inmiddels voor alle slachtoffers van oorlogen. Bovendien is dit orgel niet gebouwd voor een select gezelschap in een kerk of concertzaal. Dit orgel is een openlucht orgel, het grootste openlucht orgel ter wereld. Het slot torent hoog boven het stadje uit en de toren met daarin de pijpen kijkt uit over de vele hoge bergen in de omgeving. Iedere dag om twaalf uur nadat drie verschillende kerken hun klokken hebben laten klinken, speelt dit orgel zo'n twintig minuten. Toen ik in het toeristische boekje van de anwb las over dit orgel, was ik wat sceptisch. Een groot gedeelte van de magie van een kerkorgel bestaat uit de akoestiek van zijn omgeving(de kerk). Hoewel bergen geluid weerkaatsten is de akoestische waarde op die plek nihil. Maar toen ik op het pleintje bij het slot zat en de organist de eerste ferme akkoorden aansloeg, stond direkt het kippevel bij mij op de armen. Iedere klank van iedere toets van ieder register was duidelijk en scherp. De balans tussen hoog en laag was dusdanig goed dat ik mij in de eerste seconden afvroeg of er op het plein niet ergens luidsprekers hingen waardoor we het orgel te horen kregen. Het gemis van akoestische galm van een kerk werd volledig opgevangen door de verbazing over zo'n prachtig geluid, zo'n mooi instrument en de kracht die zo'n instrument moet leveren om in de buitenlucht zo'n warme zee van muziek te vormen. In de informatie folder stond dat het "volledige werk" tot 10 kilometer ver te horen is. Kijkend naar de bergtoppen besloot ik: als ik ooit bergbeklimmer wordt, zal die ene daar mijn eerste zijn. Omdat dan iedere dag om twaalf uur dit geluid mij verder de berg op zal dragen.
Posted on 07 Aug 2009 by katja
Voor even in een cowboyfilm
Onderweg van Nurnberg naar Munchen waande ik mij, zittend op de ietwat smalle bank van de camper, op tournee. Steve Harley galmde met zijn duizenden fans door de koptelefoon mijn oren in en het boek op mijn schoot bracht me naar een wereld ergens in Groot Brittanie lang geleden. Plotseling veranderde het applaus in mijn koptelefoon in een oorverdovend geraas wat langzaam overging in het geluid van talloze geweerschoten. Mijn smalle bank leek te veranderen in een rennend en steigerend paard. Toen ik voor me keek zag ik de zesbaans snelweg in een voor mijn gevoel veel te hoge snelheid van links naar rechts aan me voorbij trekken en terwijl mijn armen zich vastgrepen aan het gammele tafeltje en de kussen die als ruggesteun diende zag ik in mijn gedachten de camper al op zijn zijkant in de berm liggen. Ik had in die gedachten echter geen rekening gehouden met de stuurmanskunsten van mijn vader. Hij wist de camper met, zo weet ik nu, een band waar het rubberen loopvlak vanaf geklapt was veilig naar de vluchtstrook te brengen. In een waas ging een kastje open, werden veiligheidshesjes aangetrokken en werden voeten grof schoenen ingestampt. Buiten in het pas geoogste gerstveld probeerde mijn lichaam het overtollige aan adrenaline kwijt te raken door middel van hevige snikken en vochtige ogen. Trillend zat ik zo een tijdje op de grond. Mijn oudste broer stond inmiddels een eindje terug het verkeer te begeleiden. Wijzend stuurde hij alles wat voorbij kwam naar de twee banen het verst bij ons vandaan. Mijn ouders waren intussen de kapotgereden band aan het vervangen en mijn jongste broertje bleef, ook ietwat trillerig, bij mij staan. Meer dan drie mensen waren er niet nodig. Hoewel we eigenlijk nog zo'n 30 km verder zouden rijden, zijn we nadat alles was gerepareerd en opgeruimd de eerste afslag van de snelweg af gegaan en vonden in de buurt uiteindelijk een kleine, slecht onderhouden camping, maar liggend aan een prachtig klein meertje. Met uitzicht over het water zaten wij 's avonds bij te komen van alle schrik. Een fles wijn werd opengetrokken om onze lichamen te helpen de adrenaline af te voeren. Het duurde een tijdje voor ik die nacht in slaap viel.
Posted on 05 Aug 2009 by katja
Rode en groene oogjes
De zon piepte venijnig door het kleine kiertje van mijn gordijn. Normaal gesproken zou ik hem de rug hebben toegekeerd, maar deze keer ging dat niet. Alsof iemand me bij m'n nekvel omhoog trok sleepte ik mezelf om kwart voor zeven het bed uit en onder de douche. Beneden stond een koelbox met boterhammen, koeken, pakjes drinken en een reep chocola. Naast de koelbox stonden twee thermoskannen: een met koffie en een met thee. Terwijl ik mijn ontbijt naar binnen schoof, liep mijn vader de schuur in om de lading een laatste keer te checken en de spanbanden nog even op te spannen. Om twintig voor acht reden we achteruit de schuur uit voor een lange tocht naar het zuiden: mijn vader en ik. De Zafira was eigenlijk de enige die deze reis daadwerkelijk hard moest werken. In de achteruitkijk spiegel keken twee ronde ogen ons aan, de randen beplakt met rode tape om de roestplekken te verdoezelen. De bejaarde mini was onverwacht van stal gehaald, omdat zijn jongere collega verweg in Engeland dusdanig ziek was geworden dat hij zijn reis niet meer kon voortzetten. Zo gingen wij op weg: Ik, de kaartlezer; mijn vader, de bestuurder; de Zafira, trekpaard; de autoambulance, lastdrager en de mini, in voorbereiding op een reis nog langer dan wat hij nu op de autoambulance zou afleggen. Zes en een half uur, 520 km en slechts een vluchtig kopje koffie en een tankbeurt verder reden we in Frankrijk richting de Car Ferry naar Engeland. Tot we op een verlaten rotonde de jonge collega van de met rode tape omrande oogjes bleek en uitgeput zagen staan. Zijn bestuurder stond er verslagen bij. Twee weken vakantie en een feest wegens 50 jaar mini meeting hadden hem de afgelopen maanden aangespoord zijn nieuwe groene mini in topconditie te krijgen. Helaas. Hij zuchte van verlichting toen de bagage van hem naar zijn rode soortgenoot werd overgeladen. Door drie man werd hij de ambulance opgeduwd en vast gebonden. Henk vertrok vervolgens met de rode versie richting boot om zijn reis door Engeland, wellicht in een iets trager tempo dan gepland, door te zetten. Wij vertrokken weer Noordwaarts met de groene mini, die naarmate het later en donkerder werd, steeds meer kleur in zijn ogen kreeg. Toen wij om kwart voor twaalf de schuur in Oudeschip inreden keken een paar vuurrode ogen, scherp afstekend tegen zijn groene lichaam, ons van achteren aan. Maar zelfstandig rijden zal hij voorlopig nog even niet doen.
Posted on 01 Aug 2009 by katja
Content Management Powered by CuteNews